donderdag 8 januari 2009

DE WITTE GARDE : CITAAT

"Als een veelgelaagde bijenkorf rookte, raasde en leefde de Stad. Schitterend verrees ze in de vorst en de mist op de bergen aan de Dnjepr. Dag in dag uit kronkelde rook uit de talloze schoorstenen hemelwaarts. De straten dampten en de enorme, platgetrapte sneeuwlaag knerpte. Huizen van vier, vijf, zes verdiepingen doemden ordeloos op. Overdag waren hun ramen zwart, maar 's nachts brandden ze rij voor rij in de donkerblauwe hoogte. Hoog opgehangen aan de krullen van lange grijze palen flonkerden zover het oog reikte elektrische bollen als edelstenen aan een ketting. Overdag snelden trams, naar buitenlands voorbeeld uitgerust met zachte gele strozittingen, met een aangenaam gelijkmatige galm heen en weer. Koetsiers reden schreeuwend van heuvel tot heuvel, en donkere kragen van zilverkleurig en zwart bont maakten de vrouwengezichten geheimzinnig en mooi.

De tuinen lagen er zwijgend en rustig bij onder de last van de witte, ongerepte sneeuw. Er waren in de Stad meer tuinen dan in welke stad ter wereld ook. Als geweldige vlekken strekten ze zich overal uit, met lanen, kastanjes, kloven, ahorns en linden.

De tuinen pronkten op de schitterende bergen die over de Dnjepr hingen, met als kroon de eeuwige Keizerlijke Tuin die zich terrasgewijs verhief en verbreedde, nu eens wemelend van miljoenen zonnevlekken, dan weer gedompeld in zachte schemering. De oude, zwarte verrotte balken van het hek schermden op angstwekkende hoogte de weg naar het ravijn niet af. De steile, door de storm ondergesneeuwde wanden verzonken in de verre, lager gelegen terrassen die steeds verder en breder uitwaaierden en overliepen in de oeverbosjes aan de straatweg die zich langs de grote rivier wond; het donkere, smeedijzeren lint verdween in de nevel, waar zelfs vanaf de hoogste punten van de stad het menselijke oog niet reikte, naar de grijze stroomversnellingen, de Zaporozjskaja Setsj", Chersones en de verre zee."

Geen opmerkingen: