Heldenmoed en grote liefde:
"Er was voor de echtgenotes van gearresteerde vaders buitengewone volharding - om niet te zeggen moed - voor nodig die druk te weerstaan en hun man niet af te vallen. Irina en Vasili Doedarev waren bijna vijftien jaar gehuwd toen Vasili in 1937 werd gearresteerd. Ze hadden elkaar begin jaren 30 aan een lerarenopleiding in Smolensk leren kennen. Vasili was een bolsjewistische veteraan uit de burgeroorlog en hij groeide in Orjol uit tot eens vooraanstaande partijfunctionaris. In 1933 werd hij naar Azov gestuurd, een stad in de buurt van Rostov bij de monding van de rivier de Don, waar hij tot partijbaas was benoemd. Irina kon aan de slag in de lokale manufacturenfabriek. Ze was niet bijzonder geïnteresseerd in politiek, maar uit liefde voor Vasili had ze zich aangesloten bij de partij en was ze een 'partijvrouw' geworden. Toen hij werd gearresteerd, ging Irina overal naar hem op zoek: niet alleen in de plaatselijke gevangenissen, maar ook op de stations van Rostov en Batajsk, 30 kilometer verderop, waar op zondagavond de gevangenen werden verzameld voor transport naar de strafkampen:
Dan liep ik langs de treinen in de hoop mijn echtgenoot te vinden en hem wat spullen voor de reis mee te geven. Ik zag veel konvooien. De goederenwagons waren dichtgespijkerd en bedekt met een ijslaag. Zelfs de lichtgaten bovenin waren afgezet met metalen spijlen, zodat er alleen nog een dunne spleet open was. Uit de wagons klonk het gedempte geluid van stemmen. Wanneer ik langs zo'n trein liep, riep ik: 'Is Doedarev hier?' Dan stokten de stemmen even en antwoordde soms iemand: 'Nee.' [. ..] Maar op een dag antwoordde een stem: 'Doedarev? Ja.' Dat was de treinbewaker. [ . . .] Ik pakte de schone kleren die ik had meegebracht en gaf die in een kleine tas aan de bewaker. Hij liet me een 'zakelijk' briefje schrijven. Ik was dolgelukkig dat Vasili nu wist dat ik naar hem op zoek was en dat ik aan hem dacht. Ik was zo bang dat hij bij gebrek aan nieuws van mij zou denken dat ik afstand van hem zou hebben genomen. [. . .] In mijn briefje somde ik op wat ik precies aan de bewaker had gegeven en ondertekende ik met: 'Alles gaat goed. Kus.' Enkele minuten later kreeg ik van de bewaker mijn tas met het briefje terug. Op de achterkant stond in Vasili's handschrift: 'Alles goed ontvangen. Dank je.'
Irina twijfelde nooit aan de onschuld van haar man. Ze werd herhaaldelijk bij de NKVD op het matje geroepen. Daar lieten ze haar 'bewijzen' zien van zijn criminele activiteiten en dreigden ze haar met arrestatie als ze geen afstand van hem nam, maar dat weigerde ze consequent. Irina herinnert zich een partijbijeenkomst bij haar in de fabriek, waarbij ze werd opgeroepen de misdaden van haar man tegen de staat toe te geven. In vergelijkbare omstandigheden beweerden de meeste vrouwen dat ze geen weet hadden gehad van de misdaden van hun man, maar Irina ontkende dapper dat haar man enige misdaad had begaan:
Ik zat alleen aan de ene kant van de tafel. De anderen zaten zo dicht mogelijk bij de leiders van het comité aan de andere kant. Niemand praatte met me. Een van de partijsecretarissen vertelde de vergadering dat Doedarev als volksvijand was gearresteerd en dat er nu over mij besloten moest worden. De partijleden spraken om de beurt. Ze zeiden niet veel, maar herhaalden alleen de bekende leuzen. Over mij persoonlijk zeiden ze niets: alleen dat ik de partij had verraden. Ze eisten dat ik hun zou vertellen van de misdaden van mijn man en dat ik uitlegde waarom ik die tegenover de partij had verzwegen. Niemand keek me aan. Ik probeerde kalm te blijven en antwoordde kort, waarbij ik elk woord zorgvuldig overwoog. Ik zei dat ik vijftien jaar lang met mijn man samen was geweest, dat ik wist dat hij een goede communist was, dat ik op zijn aandringen partijlid was geworden en dat ik absoluut niet geloofde dat hij iets verkeerds had gedaan. Dat leidde tot flink wat rumoer. Iemand riep: 'Maar hij is gearresteerd!' Alsof dat een bewijs van schuld was. Een voor een probeerden ze me ervan te overtuigen dat het mijn plicht tegenover de partij was om Doedarevs misdaden toe te geven. Maar niemand durfde de precieze aanklacht tegen hem te verwoorden. [ . . .] Ze bleven me maar vragen toe te geven dat Doedarev een volksvijand was. Ik heb dat altijd geweigerd.
Irina werd uit de partij gezet. Ze werd ontslagen uit het bestuurscomité van haar fabriek en moest genoegen nemen met een eenvoudig baantje op de boekhoudafdeling. Enkele dagen later legde de stadssovjet haar een zware belastingheffing op, onder het mom dat zij en haar echtgenoot jarenlang een te grote woonruimte' hadden gehad. In juli 1938 werd Irina opgepakt wegens haar 'weigering de vijandige activiteiten van haar echtgenoot toe te ven'. Ze werd in december van het jaar daarop vrijgelaten en keerde terug naar Smolensk. Doedarev werd in 1938 doodgeschoten.*
*Irina hoorde pas in 1995 van zijn dood. 57 jaar lang had ze naar hem gezocht, honderden brieven had ze naar de Sovjetautoriteiten geschreven. Na 1956 werd Irina gevraagd weer partijlid te worden, maar ze weigerde." (pp.319-321)
vrijdag 29 februari 2008
woensdag 27 februari 2008
FAMILY HAPPINESS / LEO TOLSTOY

"Family Happiness is an 1859 novella written by Leo Tolstoy. The story concerns the love and marriage of a young girl, Mashechka, and the much older Sergey Mikhaylych, an old family friend. After a somewhat awkward courtship, the two are married and move to Mikhaylych's home. Over the course of the 100 page story, Mashechka finds that married life and her feelings for Mikhaylych are much more complex than she had thought and have little to do with her previous, slightly naive, notions of marriage, hence the ironic overtones of the title, "Family Happiness".
Mijn eerste Tolstoj!
POOR PEOPLE : CITAAT
"What is honour, my dear, when you have nothing to eat; money, my dear, money is the main thing."
zaterdag 16 februari 2008
POOR PEOPLE / DOSTOEVSKY

"Poor People is Dostoevsky's first original work. As both a masterpiece of Russian populist writing, and a parody of the entire genre, it is a profound and troubled piece, with many glimpses of future genius. Written as a series of letters, Poor People tells the tragic tale of a petty clerk and his impossible love for a young girl. Longing to help her and her family, he sells everything he can, but his kindness leads him only into more desperate poverty, and ultimately into debauchery. As a typical 'man of the underground', he serves as the embodiment of the belief that happiness can only be achieved with riches."
Zowaar een hele mooie uitgave van Hesperus.
vrijdag 8 februari 2008
VADERS EN ZONEN / TOERGENJEV

Vaders en zonen: In deze roman beschrijft Toergenjev het leven en de liefdesavonturen van twee vrienden. Zij zijn jonge Russische 'nihilisten' die zich afzetten tegen de ideeën van de generatie van hun vaders. De botsing tussen de twee generaties -materialisme en realisme versus liberalisme, of 'romantiek' in de visie van Bazarov - wordt met veel inlevingsvermogen en gevoel voor humor beschreven.
DE FLUISTERAARS : CITAAT
De ervaringsdeskundige avant la lettre:
"Een van de gevangenen was Naftali Frenkel [...]. Frenkel was geschokt door de inefficiëntie van de gevangenis en stopte een brief met aanbevelingen hoe het kamp beter kon worden geleid in de 'klachtendoos' van de gevangenen. Op de een of andere manier kwam de brief in handen van Genrich Jagoda, de snel opklimmende OGPOE-baas. Frenkel werd met spoed in Moskou ontboden, waar hij zijn ideeën over het nut van gevangenisarbeid voorlegde aan Stalin, die veel voelde voor de inzet van gevangenen voor economische taken. In 1929 werd Frenkel vrijgelaten en kreeg hij de leiding over de operatie die het SLON tot een rendabele organisatie moest maken. Het aantal gevangenen in het SLON steeg snel: van 10.000 in 1927 tot 71.000 in 1931. [...] De gevangenen werden geselecteerd naar hun fysieke vermogens en kregen rantsoenen die afhingen van de hoeveelheid werk die ze verzetten. De sterken overleefden, de zwakken niet." (p. 124)
"Een van de gevangenen was Naftali Frenkel [...]. Frenkel was geschokt door de inefficiëntie van de gevangenis en stopte een brief met aanbevelingen hoe het kamp beter kon worden geleid in de 'klachtendoos' van de gevangenen. Op de een of andere manier kwam de brief in handen van Genrich Jagoda, de snel opklimmende OGPOE-baas. Frenkel werd met spoed in Moskou ontboden, waar hij zijn ideeën over het nut van gevangenisarbeid voorlegde aan Stalin, die veel voelde voor de inzet van gevangenen voor economische taken. In 1929 werd Frenkel vrijgelaten en kreeg hij de leiding over de operatie die het SLON tot een rendabele organisatie moest maken. Het aantal gevangenen in het SLON steeg snel: van 10.000 in 1927 tot 71.000 in 1931. [...] De gevangenen werden geselecteerd naar hun fysieke vermogens en kregen rantsoenen die afhingen van de hoeveelheid werk die ze verzetten. De sterken overleefden, de zwakken niet." (p. 124)
Abonneren op:
Posts (Atom)